Latijn scanderen – dactylische hexameter in Romeinse poëzie

Romeinse poëzie uit de klassieke periode is meestal niet op rijm, maar op ritme. Een Romein kon – met naamvalsuitgangen en vrije woordvolgorde – natuurlijk vrij gemakkelijk rijmen, dus de kunst van het ritmisch verwoorden van je verhaal werd erg gewaardeerd. Het noteren van het ritme heet scanderen. Dit blog geeft uitleg over Latijn scanderen van de dactylische hexameter. Ook staan onderaan het blog een samenvatting Latijn scanderen en een bestand om Latijn scanderen te oefenen.

Er waren verschillende metra waaruit een Romeinse dichter kon kiezen, maar specifieke genres vereisten soms wel specifieke metra. Eén van de bekendste genres is het epos: een heldendicht. Het bijbehorende metrum was de dactylische hexameter. Op het eindexamen Latijn (bij de auteurs Vergilius en Ovidius) moet je een regel (of twee) Latijn scanderen.

Metrum: korte en lange lettergrepen

Het ritme in de Romeinse poëzie werd gevormd door beklemtoning en de afwisseling van korte en lange lettergrepen. Het metrum heeft geen effect op de klemtoon van de woorden en wordt geheel bepaald door de afwisseling van lange en korte lettergrepen. Een lettergreep kan vanwege drie redenen lang zijn:

  • Als de lettergreep een tweeklank bevat: ae, oe, au, eu. Denk aan woorden als taurus, linguae, seu of foedus.
  • Als een lettergreep gesloten is. Een gesloten lettergreep eindigt op een medeklinker. Neem bijvoorbeeld het woord pu-el-la. De tweede lettergreep eindigt op een l. De l is een medeklinker en sluit de lettergreep af. Daardoor is de lettergreep -el- lang. De lettergrepen pu- en -la zijn open lettergrepen (eindigen op een klinker en niet op een medeklinker) en zijn kort.
  • Een lettergreep is ook lang als er een lange klinker stond. Sommige klinkers werden altijd lang uitgesproken. In woordenboeken en sommige tekstedities zie je macra (platte strepen) boven de klinkers staan om aan te geven dat deze klinker lang was. De Romeinen zelf schreven de macra in principe niet. Zij wisten wel of iets lang of kort was. Vergelijk de twee versies (met macra en zonder macra van dezelfde tekst uit de Metamorphoses van Ovidius:

Orbe locus mediō est inter terrāsque fretumque
caelestēsque plagās, triplicis cōnfīnia mundī ;
unde quod est usquam, quamvīs regiōnibus absit,
īnspicitur, penetratque cavās vōx omnis ad aurēs.

Orbe locus medio est inter terrasque fretumque
caelestesque plagas, triplicis confinia mundi;             
unde quod est usquam, quamvis regionibus absit,
inspicitur, penetratque cavas vox omnis ad aures:
Ovid. Metamorphoses XII 39-42

Als geen van de regels voor ‘lang’ geldt (geen tweeklank, geen lange klinker, niet afgesloten), dan is de lettergreep kort. Lange lettergrepen noteer je met een platte streep boven of onder de klinker (afhankelijk van de consensus) en korte lettergrepen met een boogje.

Latijn scanderen: het noteren van lettergrepen en versvoeten

Latijn scanderen betekent het noteren welke lettergrepen lang en kort zijn en waar elke versvoet eindigt. Een versvoet is een deel van het metrum. Er zijn verschillende typen versvoeten:

  • Jambe ∪ ―
  • Trocheus/Trochee ― ∪
  • Spondeus/Spondee ― ―
  • Anapest ∪ ∪ ―
  • Dactylus ― ∪ ∪
  • Amfibrachys ∪ ― ∪

Niet alle versvoeten kom je tegen in elk metrum. Een dactylische hexameter bijvoorbeeld wisselt spondeeën en dactyli af.

Dactylische hexameter

De dactylische hexameter gebruikten de Grieken en Romeinen voor epische verhalen. De Odyssee, Ilias, Aeneïs en Metamorphoses zijn de bekendste epen in de dactylische hexameter.

Een dactylische hexameter bestaat uit zes (hex = 6) delen (metron = deel) met dactylus of spondee.

― ∪ ∪ | ― ∪ ∪ | ― ∪ ∪ | ― ∪ ∪ | ― ∪ ∪ | ― x

      1          2            3            4            5      6

Elke dactylus kun je vervangen met een spondee, maar let op: de vijfde versvoet is nagenoeg altijd een dactylus. Als er bij uitzondering wel een spondee in de vijfde voet staat, dan heet het een spondeïsch vers. De laatste versvoet heeft twee lettergrepen en kan een spondee (― ―) of trochee (― ∪) zijn. Sommige classici markeren de laatste lettergreep daarom vaak met een kruisje (anceps) om aan te geven dat het lang óf kort kan zijn.

Het advies bij het scanderen op het eindexamen (volgens de examencommissie) is om de laatste lettergreep altijd als lang te scanderen.

Elisie

Soms ‘botst’ het einde van het woord op het begin van het volgende woord. Je moet dan óf even pauze houden óf een lettergreep weggooien. Het weggooien of uitstoten van een lettergreep heet elisie en gebeurt als een woord eindigt op een klinker of m en het volgende woord begint met een klinker of h. In de volgende versregels zit elisie:

pervenit; orabam veniam et peccasse fatebar
Ovid. Metamorphoses 7.748

ante fores ara dextroque a poplite laevum
Ovid. Metamorphoses 12.298

Det tibi complexus suaque ante insignia sumat
Ovid. Metamorphoses 3.286

Bijzonderheden

Houd in je achterhoofd dat een Romein:

  • de letter i als i en j gebruikte. Soms is het dus een klinker (mihi = mihi) en soms een medeklinker (iudex = joedeks).
  • de h werd erg licht uitgesproken, zo licht dat hij in feite in het metrum niet meetelt.
  • de m aan het einde van een woord werd ook zeer licht uitgesproken of zelfs genasaliseerd (vergelijk de n in het Franse woord vin) en werd dus ook een beetje weggemoffeld.
  • de x is de notatie van twee medeklinkers: ks
  • qu sprak met men uit als ‘kw’ en gu was ‘gw’ (denk aan ‘pinguïn’) als er een klinker volgt. Dat maakt de uitspraak van deze woorden:
    lingua /ling-gwa/
    sanguineam /sang-gwi-ne-am/
    quinque /kwien-kwe/
    liquido /li-kwi-doo

Op ons blog kun je ook meer over de uitspraak van het Latijn lezen, zoals hoe we weten hoe het Latijn 2000 jaar geleden geklonken heeft en waar de klemtoon van een woord ligt.

Stappenplan Latijn scanderen

Als je gaat scanderen, volg je de onderstaande stappen:

  1. Check voor elisie tussen woorden. Negeer vervolgens weggevallen lettergrepen. Je kunt dit ook noteren door de weggevallen lettergreep door te strepen en/of een boogje onder de woorden te plaatsen waarbij elisie plaatsvindt.
  2. Noteer tweeklanken en de allereerste lettergreep van het vers als lang.
  3. Maak lettergrepen en noteer alle afgesloten lettergrepen als lang.
  4. De overige lettergrepen kun je vaak (met wat logisch nadenken) beredeneren volgens de (on)mogelijkheden van de dactylische hexameter. Bij twijfel kun je woorden opzoeken om te checken of er toevallig lange klinkers in de woorden zitten.
  5. Controleer of je alle lettergrepen hebt voorzien van een notatie en of je echt zes versvoeten hebt (niet 5 of 7).

Tips bij Latijn scanderen

  • Je kunt woorden opzoeken in je woordenboek om erachter te komen of een klinker lang werd uitgesproken of niet. Er staat in je woordenboek een macron (plat streepje) op klinkers die altijd lang waren. Het woord ‘securus’ staat als sēcūrus in je woordenboek en dus weet je dat de lettergrepen sē en cū in dat woord altijd lang zijn.
  • De eerste lettergreep van een versvoet is in de dactylische hexameter altijd lang.
  • De 5e en 6e versvoet zijn eigenlijk altijd: ― ∪ ∪ | ― x
  • Drie korte lettergrepen achter elkaar is niet mogelijk binnen de dactylische hexameter. Ook lang-kort-lang is geen optie.
  • Je versregel moet uiteindelijk altijd zes voeten hebben.
  • Oefen met Latijn scanderen

Meer materiaal

Reacties

Cerianne Porton

Gerelateerde artikelen

  • Alle
  • Didactiek
  • Eindexamen
  • Et cetera
  • In de media
  • Inspiratie
  • Lesmateriaal
  • Nieuws
  • Opinie
  • Scholieren
  • Terugblik
Alle
  • Alle
  • Didactiek
  • Eindexamen
  • Et cetera
  • In de media
  • Inspiratie
  • Lesmateriaal
  • Nieuws
  • Opinie
  • Scholieren
  • Terugblik
Nieuws

Grieks & Latijn in het nieuws

Nieuws

Week van de Klassieken 2022

Nieuws

Coronaprotocol

Nieuws

Updates: Corona – COVID-19

Scholieren

Wat is moeilijker, Grieks of Latijn?

Didactiek

Actief Grieks: materiaal voor het actief doceren van Oudgrieks

Blijf op de hoogte
en mis niets!

Wil je op de hoogte blijven van nieuwe artikelen en onze activiteiten?
Meld je dan aan voor onze nieuwsbrief!