TIP 1: Latijn vertalen oefenen
Latijn naar het Nederlands vertalen kun je door Google translate of ChatGPT laten doen, maar die bakken er (nog) helemaal niets van en zo’n cheat geeft je ook niet de oefening die je nodig hebt om een goed cijfer te halen op het examen. Je kunt gelukkig goed oefenen met Latijn vertalen op deze twee manieren:
1. stukken uit het examenpensum vertalen en met een werkvertaling nauwkeurig nakijken.
Laten we eerlijk zijn: die teksten zijn toch al huiswerk, dus dan kun je het net zo goed gebruiken om beter te worden in Latijn vertalen.
2. oefenen met oude examens Livius: je kunt hieronder alle oude examens Latijn Livius vanaf 2000 vinden met officieel correctiemodel. In het correctiemodel zie je wat er goed en fout gerekend wordt en hoeveel punten er per zinsdeel te verdienen zijn. Let op: de laatste tekst van het examen Latijn is de vertaling.
- Vertaling Latijn Livius 2003-1 + Correctiemodel Livius 2003-1
- Vertaling Latijn Livius 2006-1 + Correctiemodel Livius 2006-1
- Vertaling Latijn Livius 2006-2 + Correctiemodel Livius 2006-2
- Vertaling Latijn Livius 2012-1 + Correctiemodel Livius 2012-1
- Vertaling Latijn Livius 2012-2 + Correctiemodel Livius 2012-2
- Vertaling Latijn Livius 2017-1 + Correctiemodel Livius 2017-1
- Vertaling Latijn Livius 2017-2 + Correctiemodel Livius 2017-2
TIP 2: Hoe moet ik oefenen met Latijn vertalen?
Kies een stuk tekst van 15-20 regels of een oud examen Livius. Leg je woordenboek Latijn, twee pennen, twee markers en een potlood klaar. Zet een wekker van 45 tot 90 minuten, afhankelijk van hoeveel tijd en motivatie je hebt. Zorg ervoor dat alle dingen die kunnen afleiden weg en/of uit zijn.
Start je gekozen vertaling.
Als de wekker afloopt, kijk je hoever je bent. Voor Livius is het minimale tempo om genoeg tijd te hebben op het examen 9-11 regels vertalen per uur. Check of je tempo voldoende is.
Kijk nu je gemaakte vertaling na aan de hand van een werkvertaling of correctiemodel. Maak daarbij een foutenanalyse, waarbij je let op welke fouten je hebt gemaakt, waarom het misging en of een bepaald type fout zich herhaalt.
Bestudeer nu je foutenanalyse: wat valt op? Wat zijn jouw struikelblokken? Heb je bijvoorbeeld veel fouten in naamvallen of congruentie? Of juist in de werkwoordstijden? Of kun je gewoon niet met participia overweg? Verlies je tijd met het woordenboek of bij lange zinnen? Kijk waar je de meeste punten hebt verloren en maak een plan om het grootste probleem te tackelen. Misschien is je conclusie dat je de naamvallen wel herkent, maar niet toepast? (Je hebt wel gezien dat het een genitivus is, maar je vertaalde het toch gewoon als onderwerp, hoewel een genitivus dat helemaal niet kan zijn?) Misschien herken je de werkwoordstijden niet goed? Elk probleem heeft een eigen oplossing. Kom je er zelf niet uit, dan kun je je docent om hulp vragen of je volgt bij ons een workshop Latijn vertalen en dan leggen wij uit wat fout gaat en hoe je kunt verbeteren.
TIP 3: Latijn vertalen, maar dan beter
Herken jij je hierin?
- ‘Ik snap er gewoon niets van als de zinnen zo lang zijn!’
- ‘Ik zoek gewoon alle woorden op en dan maak ik er iets van…’
- ‘Ik ken sommige rijtjes wel, maar als ik moet vertalen, weet ik niet wat ik moet doen!’
Het helpt om eerst je kennis te checken door een proefvertaling te maken met een goede foutenanalyse. Daarna kijk je kritisch naar je kennis: wat ontbreekt er? Kijk eerst naar de grote onderwerpen: kun je naamvallen herkennen en correct vertalen? Kun je persoonsvormen herkennen en in de juiste tijd/persoon vertalen? Daarna kijk je naar specifiekere onderwerpen als participia of het gerundium.
Probeer eens te vertalen aan de hand van dit stappenplan Latijn Vertalen:
Voor verreweg de meeste leerlingen geldt dat ze verbeteren door een gestructureerde aanpak toe te passen. Deel de langere zinnen eerst op in kleine stukken voordat je gaat vertalen en behandel elk werkwoord als de allesbepalende, dominerende, tirannieke baas die het is. Het werkwoord bepaalt wie het onderwerp mag zijn, of er een lijdend voorwerp komt of juist niet of dat er bepaalde naamvallen moeten komen. Ga maar na: een werkwoord als ‘dormīre’ (slapen) vereist alleen maar een onderwerp: namelijk wie er slaapt. ‘pater dormiebat’ Het werkwoord bepaalt ook de tijd: ‘pater dormiebat’ (vader sliep).
Een werkwoord als ‘dāre’ (geven), vereist een onderwerp (nominativus), lijdend voorwerp (accusativus) en een meewerkend voorwerp (dativus), want ‘ iemand geeft iets aan iemand’. Een werkwoord als ‘carēre’ (missen) vereist een onderwerp (nomivativus) en een aanvulling in de ablativus: ‘iemand mist iets’. Waarom een ablativus? Omdat carēre + abl. en daarmee uit. Het werkwoord is de baas.
Meer weten over beter Latijn vertalen? Lees ook ons blog Het monster dat Vertalen heet of volg een workshop Latijn vertalen. Veel succes!
Reacties