10 feiten over het eindexamen Latijn 2025
- Het CE Latijn 2025 is op vrijdag 16 mei 2025 van 9.00-12.00.
- Naar schatting 7.000 leerlingen doen dit jaar examen Latijn.
- Het examen bestaat voor de helft uit tekstvragen. De andere helft van de punten haal je met een ongeziene vertaling van Vergilius.
- Er worden maximaal 38 tekstvragen gesteld (gemiddeld 29 vragen).
- Minstens de helft van je tekstvragen gaat over de inhoud van het Latijn.
- De vertaling is gemiddeld 16 regels lang.
- De gemiddelde N-term (normering) bij Latijn is 1,27, met een uitschieter in 2019 (2,0 N-term) en in 2013 (0,0 N-term).
- Bijna 1 op de 3 leerlingen haalt een onvoldoende op het eindexamen Latijn. ☹
- Gemiddeld wordt er een 6,3 op het eindexamen Latijn gescoord.
- De meeste leerlingen vinden vertalen en citeren de moeilijkste onderdelen van het eindexamen Latijn.
Bronnen: allecijfers.nl, DUO, Addisco
Tekstvragen over Vergilius: inhoud, inhoud, inhoud
Gebaseerd op trends uit de voorgaande examens Vergilius (Vergilius was ook de eindexamenauteur voor o.a. 2020, 2016, 2011, 2007 en 1996) kunnen we erop rekenen dat verreweg het grootste deel van het eindexamen uit inhoudelijke vragen bestaat. Denk daarbij aan vragen als:
- ‘Leg uit dat deze zin een voor Dido onaangename mededeling bevat.’ (1996-2)
- ‘Citeer het Latijnse woord uit het voorgaande dat dezelfde persoon aanduidt’ (2016-1)
- ‘Beschrijf in eigen woorden wat Vergilius concreet met deze woorden bedoelt.’ (2016-1)
- ‘Beschrijf hoe Vergilius deze twee mythes met elkaar verbindt.’ (2007-1)
Inhoudelijke vragen moet je soms in het Nederlands beantwoorden (leg uit, beschrijf, noteer in eigen woorden…) en soms direct uit het Latijn halen (citeer…). Je kunt je heel goed op dit type vragen voorbereiden door inhoudelijke aantekeningen te maken. Wil je weten hoe je goede aantekeningen voor Latijn maakt, check onze video-uitleg (12 min.) over aantekeningen maken en lees ons blog over de typen tekstvragen.
Achtergrond, stilistiek en grammatica
Een klein deel (gemiddeld 7%) van de vragen gaat over stilistische middelen:
- Vergilius maakt hier gebruik van een stilistisch middel.
b. Noteer de naam van dit stilistisch middel.’ (2007-1) - ‘Leg uit wat door het polysyndeton wordt benadrukt.’ (2011-1)
- Leg uit welke relatie er is tussen het gebruik van het stilistisch middel alliteratie in regel 644 en de inhoud van de regel.’ (2011-2)
- ‘Welke van de vier onderstaande tekstelementen is vanuit een ander vertelperspectief geschreven dan de andere drie?’ (1996-1)
Meestal worden ook een aantal achtergrondvragen gesteld, vooral over filosofisch gedachtegoed (stoa en/of epicurisme), Augustus en de andere werken van Vergilius.
- Aeneas vertoont in de Aeneis vaak kenmerken van een stoïsche levenshouding.
Leg uit dat dit in deze regel niet het geval is. (2016-1)
Zoals je ziet, worden de achtergrondvragen eigenlijk altijd gekoppeld aan het Latijn zelf. Het aantal achtergrondvragen dat gesteld wordt, schommelt elk jaar. In 2007 werden maar liefst zeven achtergrondvragen gesteld, maar in 2016 was het er maar één.
De enkele grammaticale vraag (gemiddeld 3% van de vragen) op het eindexamen Latijn gaat eigenlijk altijd over het tijdsgebruik van een persoonsvorm:
- Regel 26 fulgebat en regel 27 posuere 19 Verklaar waarom er verschillende werkwoordstijden zijn gebruikt. Ga op beide werkwoordsvormen in. (2016-1)
Narratologie (over verteltechnieken) en argumentatie worden zelden of nooit gevraagd. De laatste argumentatievraag bij Vergilius werd gesteld in 1996 op het herexamen Latijn. De laatste keer dat een vraag werd gesteld over narratologie was in 2007:
‘In de regels 370-380 komt vertellerscommentaar voor.
a. Citeer het desbetreffende Latijnse tekstelement. (2007-1)
Metrum
Gegarandeerd wordt er minstens 1 vraag (van 2 punten) gesteld over het metrum. Je moet dus kunnen scanderen en vragen over het metrum kunnen beantwoorden. Lees hier hoe je kunt leren foutloos Latijn scanderen.
Vraagverdeling gemiddeld examen Latijn
Op een gemiddeld eindexamen Latijn Vergilius zijn de vraagtypen ongeveer zo verdeeld:
Herexamens Latijn zijn anders verdeeld
Opvallend is te noemen dat het herexamen Latijn steeds iets anders is opgebouwd dan het CE Latijn: zo hebben de herexamens van 2016, 2011 en 1996 (2020/2007 niet beschikbaar) allemaal meer citeervragen en meer vragen over de achtergrond, maar meestal minder toepassingsvragen.
Nieuwe elementen in het eindexamen Latijn 2025
Sinds de nieuwe examencommissie is aangesteld, is er een ‘nieuw’ type toepassingsvraag toegevoegd aan het examen: de reflectievraag. De vraag laat je reflecteren over een stuk tekst of een afbeelding. Belangrijk is dat je met je antwoord vooral goed laat zien dat je een standpunt stevig kunt onderbouwen (op basis van het Latijn/de afbeelding). Wat je standpunt zelf is, heeft meestal geen invloed op je punten, zolang je het maar correct onderbouwt. Verder stond in de syllabus Latijn 2025 vermeld dat vanaf nu geen a/b/c vragen gesteld zullen worden, maar elke vraag apart genummerd wordt. Dit zal geen effect hebben op het totaal aantal vragen, maar alleen voor de nummering ervan. DUO vermeldt verder een maximum van 38 vragen. Gemiddeld worden zo’n 29 vragen gesteld op het eindexamen Latijn. We zien wel een lichte stijging in het aantal vragen na 2000, maar dat is misleidend: de vragen vóór 2000 hadden vaak meerdere elementen in één vraag zitten (citeer en onderbouw je citaat, geef de drie stilistische middelen) of kostten op zichzelf meer tijd (beschrijf in eigen woorden de invloed die de Aeneis volgens Augustus moest hebben op de Romeinse bevolking), dan de vragen van ná 2000. Terug van weg geweest is de afbeeldingsvraag.
Wat moet ik kennen/kunnen voor het examen Latijn?
Onderstaande lijst geeft een indruk van de kennis/vaardigheden die je moet hebben om een voldoende te scoren op het eindexamen Latijn
- Inhoudelijke kennis van de gelezen Latijnse teksten op zinsniveau, waarbij je belangrijke elementen kunt herkennen en benoemen.
- Inhoudelijke kennis over de in Nederlandse vertaling gelezen teksten en de teksten ter vergelijking op hoofdlijnen. Je moet vooral het verband met de Latijnse teksten kunnen uitleggen en achtergrondkennis toepassen op het Latijn.
- Minimumkennis cultuurhistorie, genre, auteur: syllabus Latijn 2025 (p. 7-10).
- Begrip van stilistiek en narratologie: herkennen en benoemen van stijlfiguren.
- Voldoende grammaticaal begrip van het Latijn en voldoende woordenschat om – m.b.v. een woordenboek Latijn – 16 regels in 90 minuten te kunnen omzetten naar acceptabel Nederlands. Belangrijkste grammatica om te kennen: naamvallen en hun functie(s) in de zin, vertaling van de juiste tijd/persoon van persoonsvormen, vertaling van participia en a.c.i.
Oefenen met Latijn vertalen – Vergilius
Om beter te worden in Latijn vertalen moet je vaak oefenen. Dat werkt het beste als je directe feedback krijgt op wat je goed en fout hebt gedaan. Daarom kun je het beste oefenen met Latijn vertalen door oude examen Vergilius te maken. Je krijgt dan meteen een indruk van het niveau, de aantekeningen en het correctiemodel. Alle onderstaande examens zijn geschikt om mee te oefenen. De laatste tekst van het tekstboekje is de vertaling. Het correctiemodel laat zien hoeveel punten je per zinsdeel krijgt en wat er goed/fout gerekend wordt.
Eindexamen Latijn Vergilius 2016-1 – tekstboekje + correctiemodel
Eindexamen Latijn Vergilius 2016-2 – tekstboekje + correctiemodel
Eindexamen Latijn Vergilius 2011-1 – tekstboekje + correctiemodel
Eindexamen Latijn Vergilius 2011-2 – tekstboekje + correctiemodel
Eindexamen Latijn Vergilius 2007-1 – tekstboekje + correctiemodel
Eindexamen Latijn Vergilius 1996-1– tekstboekje + correctiemodel
Eindexamen Latijn Vergilius 1996-2 – tekstboekje + correctiemodel
TIP: Kies een tekst en vertaal 30 minuten. Na 30 minuten kijk je hoe ver je bent. (Je zou zes regels vertaald moeten hebben. Heb je minder, dan is tempo een aandachtspunt voor jou.) Check je vertaling met het bijbehorende correctiemodel en vul de foutenanalyse in: noteer welke fouten je hebt gemaakt en bedenk waarom je die fouten had gemaakt. Kies een punt om te verbeteren en maak een plan hoe je dat gaat aanpakken. Bijvoorbeeld:
- Foutenanalyse: ‘Ik heb veel fouten in de tijden van de persoonsvormen.’
- Reden: ‘Ik kan de tijden niet goed herkennen.’
- Aanpak: ‘Ik leer eerst de kenmerken van de tijden van de werkwoorden (bijvoorbeeld: BA = impf; ISSE = conj. plusq.pf; ERI = fut.ex/conj.pf.) en probeer daarna extra goed op de tijd van elk werkwoord te letten.’
Veelgemaakte fouten tijdens Latijn vertalen
- Tijdsfouten in de persoonsvormen
- Naamvallen negeren (genitivus als onderwerp vertalen)
- Foutieve congruentie (bijvoeglijk naamwoorden en/of participia)
- Tijdsfouten in de participia/a.c.i.
- Verkeerde betekenis/woord opzoeken
Hulp bij voorbereiden op het CE Latijn 2025 – Vergilius
Achtergrondinformatie
Voor het CE Latijn 2025 Vergilius hoef je niet veel achtergrondinformatie te leren. Alle benodigde kennis over de auteur, genre, tijdsperiode etc. is handig samengevat in de syllabus Latijn 2025 (p. 7-10). Hoewel dat alles is wat je officieel zou moeten weten, is het handig om wat extra informatie te verzamelen voor een beter inhoudelijk begrip van de teksten en alvast een boost voor je vertaalopdracht, omdat je meer context hebt over de verhaallijn en personages.
Kijk bijvoorbeeld naar deze videosamenvatting van de Aeneis. Altijd handig om even door te nemen. Waarschuwing: Overly Sarcastic Productions maakt heel vermakelijke filmpjes, maar ze praat op een flink tempo, dus voor sommigen kan het wat te snel gaan. Wel benadrukt ze duidelijk elk verband tussen de Ilias/Odyssee en de Aeneis.
Op de Engelse wikipedia vind je een veel uitgebreidere samenvatting van de Aeneis dan de Nederlandse wiki heeft. Je vindt daar ook uitleg over de belangrijkste personages in het verhaal.
Oefenen met Latijn tekstvragen
Hoewel de examens qua teksten meestal niet overlappen, zijn er wel vragen uit oude examens, waarmee je kunt oefenen. Sowieso is het handig om goed te letten op de vraagformulering in examens en een keer te kijken wat wel/niet goed gerekend wordt. Kijk bijvoorbeeld of je onderstaande oude examenvragen zou kunnen beantwoorden. Het antwoord vind je door op ‘antwoord’ onderaan te vraag te klikken.
Aeneis I.1-7
- Arma virumque cano, Troiae qui primus ab oris
- Italiam fato profugus Laviniaque venit
- litora, multum ille et terris iactatus et alto
- vi superum, saevae memorem Iunonis ob iram,
- multa quoque et bello passus, dum conderet urbem
- inferretque deos Latio; genus unde Latinum
- Albanique patres atque altae moenia Romae.
De Italiaanse dichter Giulio Cesare Stella (16e-17e eeuw) heeft een epos geschreven over Columbus, de ontdekker van Amerika. Dit epos is sterk beïnvloed door de Aeneis van Vergilius. Zijn epos begint als volgt:
“Van oorlog zing ik en van de aanvoerder, die als eerste vanaf de kust van Iberië (= Spanje) een tocht ondernam naar volkeren van het andere halfrond, naar Quiqueia’s onmetelijke stranden, en verborgen rijken ontdekte. Standvastig doorstond hij grote gevaren en zware beproevingen op zee en op land, terwijl het gedrocht van de onderwereld, de duivel, zijn door het lot beschikte onderneming trachtte te verstoren. Veel moest hij ook in oorlogen meemaken om uiteindelijk zijn mannen een veilige woonplaats te geven en daar christelijke riten en het heilige misoffer in te stellen; en daardoor wordt nu het ware geloof overal op nieuwe altaren vol eerbied beleden en is het tot het hoogste aanzien gekomen.”
a. Citeer het Latijnse tekstelement uit het prooemium van Vergilius dat inhoudelijk vergelijkbaar is met ‘als eerste vanaf de kust van Iberië’ uit bovenstaand citaat.
b. Citeer het Latijnse woord uit het prooemium dat inhoudelijk vergelijkbaar is met ‘de duivel’ uit bovenstaand citaat.
c. Citeer het Latijnse woord uit het prooemium dat inhoudelijk vergelijkbaar is met ‘christelijke riten en het heilige misoffer’ uit bovenstaand citaat.
Antwoord
a. Troiae qui primus ab oris
b. Iunonis
c. inferretque deos Latio
METRUM
6. aggere composito tumuli, postquam alta quierunt
7. aequora, tendit iter velis portumque relinquit.
Regel 6-7 alta aequora
aequora is een poëtisch meervoud. Wat betekenis betreft had er ook het enkelvoud altum aequor kunnen staan.
a. Leg uit dat aequor wat het metrum betreft wél in regel 7 gepast zou hebben.
b. Leg uit dat altum wat het metrum betreft níet in regel 6 gepast zou hebben.
Antwoord
a. aequora = lang-kort-kort (dactylus) en aequor = lang-lang (spondee). Deze zijn inwisselbaar.
b. Altum had niet in het metrum gepast: alta qui|erunt = lang-kort-kort | lang-lang. (dactylus |spondee) altum quierunt = lang-lang-kort-lang-lang. Binnen de dactylische hexameter is er geen optie voor één korte lettergreep.
421. obicit. Ille fame rabida tria guttura pandens
a. Schrijf regel 421 over en scandeer de regel.
b. Beredeneer op grond van het metrum of rabida een bepaling is bij fame of bij guttura.
Antwoord
a. obici|tillefa|merabi|datria|guttera|pandens
dactylus|dactylus|dactylus|dactylus|dactylus|spondee
b. rabidā heeft een lange ā = abl. ev, dus congrueert bij fame, niet bij guttera (korte a).
ACHTERGROND
De Engelse dichter Byron had een hekel aan Vergilius. Hij schreef over hem: “Die welluidende plagiator en akelige vleier wiens vervloekte hexameters er bij mij op de middelbare school werden ingeramd.”
a. Welk argument had Byron om Vergilius van plagiaat te kunnen beschuldigen?
b. Welk argument had Byron om Vergilius een ‘akelige vleier’ te noemen?
Antwoord
a. Vergilius’s Aeneis is zo sterk op de verhaallijn van de Ilias en Odyssee gebaseerd, dat het als plagiaat kan worden opgevat.
b. Vergilius’ Aeneis bevat meerdere elementen waarin keizer Augustus wordt verheerlijkt. De Aeneis kan door die passages worden opgevat als propaganda voor Augustus.
Regel 398 Amphrysia vates
Amphrysia vates is een geleerde omschrijving van de Sibylle. Door welke groep voorgangers is Vergilius geïnspireerd om dergelijke geleerde omschrijvingen in zijn poëzie op te nemen? Baseer je antwoord op je kennis van de achtergronden van de teksten van Vergilius.
Antwoord
Geleerde omschrijvingen (in epiek) werden voor het eerst door Alexandrijnse dichters gebruikt. Door hen is Vergilius hiertoe geïnspireerd om te schrijven voor een hoogopgeleid publiek.
Buiten deze vragen om kun je ook oefenen met deze oude examens Vergilius:
- Alle vragen behorend bij tekst 1 van 2007-1. (Antwoorden)
- Van examen 1996-1 kun je oefenen met vragen 1, 2, 5-9 en 26. (Antwoorden)
Handige documenten/links
Onderstaande documenten kunnen je helpen met het voorbereiden op het examen:
Reacties